Geschatte leestijd: 13 minuten
Gisteren hadden we de Nadelhorn beklommen. Dat was een prachtige, enerverende en vooral ook hele lange tocht geweest. Daarom hielden we vandaag even rust en maakten we een plan voor de laatste twee dagen van de reis. In de bergen heb je vaak een flexibele instelling nodig en moet je kunnen improviseren in je plannen. Daarop zou deze reis geen uitzondering zijn.
Dag 7: 14 juli, relaxdag en aanloop Britanniahütte (3030 m)
Vandaag zouden we het rustig aan doen. Gisteravond hadden we besproken dat het laatste stuk van ons plan voor de week waarschijnlijk niet door zou gaan. We zouden namelijk vanaf de Britanniahütte de Allalinhorn beklimmen en dan via de andere kant van deze berg afdalen naar de Täschhütte. De volgende dag zouden we vanuit de Täschhutte op ca. 2700 meter de Alphubel (4206m) beklimmen. Vanaf de Alphubel zouden we dan afdalen naar Saas-Fee en dan zou de tocht erop zitten. Dat zou technisch geen moeilijke tocht zijn, maar wel een hele lange, zware onderneming.
Het was al langere tijd ongebruikelijk heet in de regio en daarnaast was afgelopen winter de meest sneeuwarme winter in de afgelopen veertig jaar geweest. Dat zorgt ervoor dat veel gletsjers in rap tempo aan het smelten waren. Daardoor ontstaan er scheuren in de gletsjers en kunnen ze instabiel worden. Dat maakt het gevaarlijk om ze te belopen en eigenlijk wil je in die condities na 10.00u ’s ochtends niet meer op een gletsjer zijn. Het wordt dan gewoon te warm, de sneeuw wordt te papperig om nog door te lopen en het risico op instortingen wordt ook steeds groter.
Die avond werd duidelijk dat een oversteek van de Britanniahütte naar de Täschhutte er niet meer in zou zitten. De gletsjers ertussen waren in te slechte staat om nog veilig te belopen. Dat zette ook de beklimming van de Alphubel op losse schroeven, want vanaf de Britanniahütte vonden we die te ver. De Allalinhorn beklimmen kon waarschijnlijk nog wel, dus we zouden wel naar de Britanniahütte gaan en via het reisbureau werd er nog een tweede overnachting in dezelfde hut geboekt. Hoe we dan de topdag van de Alphubel zouden invullen, zouden we nog wel zien.
Die ochtend deden we het rustig aan, we deden wat yoga-oefeningen op het grasveld bij het pension. Dat was een welkome ontspanning na de zware dag van gisteren. Gelukkig bleek onze gids ook van die markt thuis.
In de loop van de middag namen we de kabelbaan naar Felskinn en liepen we weer hetzelfde stuk over de gletsjer en langs de morenevallei naar de Brittanniahütte. Het viel direct op dat het pad over de gletsjer nu al een stuk slechter begaanbaar was dan zondag. De sneeuw was zachter, er lagen meer rotsblokken op die van hogerop naar beneden waren gekomen. Vlak voor het laatste stuk van de oversteek was een groot bord neergezet, dat het vanaf daar gevaarlijk werd. Wij konden hier nog wel overheen, maar voor dagjesmensen op gympjes werd het wel link. Dat bord stond er zondag nog niet.
’s Avonds in de hut bespraken we het plan voor de dag van morgen. Het plan was om naar de Allalinhorn te gaan. Er zijn echter twee routes naar de top. Een lange, technische route met veel rots- en ijsklimmen over de Hohlaubgrat enerzijds en de normaalroute anderzijds. Dit is een eenvoudige route, waar je eigenlijk alleen maar over een sneeuwhelling naar boven hoeft te wandelen. Ik zag, gezien mijn ervaringen op de Nadelhorn, die Hohlaubgrat niet zitten, maar een aantal mensen uit de groep was daar wel erg enthousiast over. Gelukkig was er nog iemand in de groep die het wat rustiger aan wilde doen en hadden we twee gidsen. De oplossing was daarmee snel gevonden. Een deel van de groep ging met zijn drieën met de ene gids over de Hohlaubgrat naar de top en wij gingen met zijn tweeën en de andere gids via de normaalroute. Het zou toch mooi zijn als we dan toch tegelijk met beide teams op de top zouden komen grapten we nog. Maar dat leek ons wel erg onwaarschijnlijk.
Ik had al ondervonden dat bergen verrassingen voor je in petto konden hebben, maar deze avond zouden we ondervinden dat berghutten dat ook kunnen. Of liever, dat bepaalde mensen in berghutten dat kunnen. Tijdens het eten was ons bijvoorbeeld een man opgevallen, die qua snor en haardracht sprekend leek op een welbekende Duitse dictator uit de vorige eeuw. Daar hadden we ons nog om vermaakt, om hoe iemand er zo bij kon lopen anno 2022.
In berghutten geldt verder vanaf 21:00 á 22:00 uur de hüttenruhe. Je wordt dan geacht stil te zijn en in je bed te gaan liggen en het licht en de eventuele muziek gaat dan uit. Dat is een beetje de etiquette in een berghut. De meeste mensen die in een hut overnachten staan namelijk midden in de nacht op voor hun tocht van de volgende dag. Daarnaast slaap je in veel hutten in slaapzalen, waar je weinig privacy hebt. De bedjes staan soms direct naast elkaar, zonder afscheiding ertussen. Daardoor kan het gebeuren dat er pal naast je een onbekend persoon komt liggen. Deze avond was het bedje naast dat van mij gelukkig leeg. Dat was fijn.
Voor zo lang het duurde tenminste. Zo rond 23:00u werd ik ineens wakker doordat de deur van ons slaapzaaltje openging. Er kwam iemand met een hoofdlampje binnen, die ook meteen weer het zaaltje uit liep. ‘Zeker de verkeerde deur’, dacht ik nog, half slapend.
Het tegendeel bleek waar. Het hoofdlampje kwam weer binnen, samen met twee andere hoofdlampjes. ‘Wat zullen we nou krijgen’, dacht ik nog, nu nog maar voor een kwart slapend. Een van de hoofdlampjes stond aan het voeteneind van mijn bedje in zijn tas te rommelen en voor ik wist spreidde hij zijn lakenzak uit op het bedje pal naast mij. Op nog geen halve meter naast mij komt ineens een vreemde vent liggen. Bij dit soort krappe bedjes geldt ook de etiquette, dat áls je dan pal naast een onbekende komt te liggen, dat je dan andersom gaat liggen: dus met je voeten naast het hoofd van je buurman of -vrouw. Kennelijk was mijn nieuwe buurman hier niet van op de hoogte. ‘Dit ga je toch niet menen’, dacht ik nog, inmiddels klaarwakker. ‘What’s next?’, dacht ik nog. ‘Komt hij straks lepeltje lepeltje liggen?’ Dat bleef me gelukkig bespaard. Het zou op een aardige knokpartij zijn uitgelopen waarschijnlijk.
Pas de volgende dag hoorde ik wie het eigenlijk geweest waren die onze nachtrust zo ruw kwamen verstoren en wíé er in het bedje naast mij kwam liggen. Je verzint het niet: een Duitse-dictator-lookalike die nog net niet lepeltje-lepeltje met je komt liggen in een Zwitserse berghut. Het kan allemaal tegenwoordig.
Dag 8: 15 juli, toppoging Allalinhorn (4027m)
Deze dag gingen we alweer vroeg van start. De Hohlaubgrat-ploeg vertrok net toen wij aan het ontbijt aanschoven en rond 5:30 verlieten ook wij de hut. Het beloofde weer een prachtige dag te worden. De eerste zonnestralen begonnen het duister van de nacht weer te verdrijven, maar de maan stond wel nog helder aan de hemel. Wederom zo’n magisch mooi moment.
Onze route van vandaag voerde terug over de inmiddels bekende route naar Felskinn en vanaf daar zouden we om 07:00u de eerste metro naar Mittel Allalin nemen. Toen we bij de ticketbalie aankwamen was alles nog donker, maar we waren dan ook net vóór zeven uur bij de balie. Geheel in Zwitserse stijl kwam om klokslag zeven uur het personeel van de balie aan gewandeld. Er stond inmiddels al een aardige groep mensen te wachten. Deze metrorit bracht ons naar 3460 meter hoogte. In het bovenste station van de metro was iedereen bezig om zich klaar te maken voor een dag in een wereld van sneeuw en ijs: extra zonnebrand smeren, zonnebril op, stijgijzers om en gaan.
Er liepen zoveel groepjes tegelijk het kabelbaanstation uit, dat de eerste minuten een beetje aanvoelden als de start van een hardloop-evenement. Je haalt zelf mensen in, terwijl je wordt ingehaald en alles door elkaar. De Allalinhorn is via de normaalroute één van de makkelijkst te beklimmen 4000’ers in de Alpen en staat daarom blijkbaar bij veel mensen op de bucketlist. In een beschrijving van de route las ik ook dat de normaalroute eigenlijk geen enkele technische moeilijkheid presenteert, behalve dan misschien het gedrag van andere klimmers.
De tocht naar boven zou ongeveer twee en een half uur moeten duren en de afdaling ongeveer anderhalf uur: een leuke dagtocht dus. Dat laat onverlet dat ook de Allalinhorn nog steeds een 4000 meter hoge berg is en we nog steeds op een gletsjer door de sneeuw lopen. Daarmee is ook het beklimmen van de Allalinhorn via de normaalroute nog steeds een serieus te nemen onderneming en er kan nog steeds van alles gebeuren. Eén van de risico’s die je hier loopt is dat je in een gletsjerspleet valt die nog onder een laagje sneeuw verborgen was.
Op de route naar de top kwamen we zeker zes enorme spleten tegen, waar je via een smalle sneeuwbrug voorzichtig overheen moest.
Na ongeveer anderhalf uur kwamen we op het Feejoch. Dit is een col tussen de Allalinhorn en de naastgelegen Feechopf. We waren hier op 3826 meter hoogte en hier konden we even pauze houden en alvast wat van het uitzicht genieten. Net als alle andere dagen was het weer zonovergoten. Het was wel wat frisser, doordat er een felle koude wind stond. Vanaf hier was het nog 200 meter naar de top. De gids waarschuwde wel dat het vanaf hier een stuk steiler zou worden. Dat klopte ook wel, maar we liepen nog steeds over een sneeuwspoor naar boven. We moesten alleen even iets harder werken.
Op de laatste meters onder de top was de sneeuw weg en krabbelden we op onze stijgijzers over een steile helling van keien en ijs naar boven. Om 10:00 was het zover! We stonden op de top van de Allalinhorn!
Wederom had je een waanzinnig uitzicht over de omliggende bergen en dalen, de Matterhorn kon je zien en zelfs de Mont Blanc was in de verte duidelijk te zien!
Het was best druk op de top, maar omdat de top best een groot plateau was, was dat niet zo’n punt. We moesten alleen wel even wachten totdat we een foto van onszelf bij het topkruis konden maken.
We liepen over het plateau naar het topkruis toe en ineens riep er iemand in het Nederlands ‘Hee! Moet je daar eens kijken!’ Ik hoorde een bekende stem en zag bekende gezichten. Waren we toch nog tegelijk met de Hohlaubgrat-ploeg op de top! Toch nog samen uit, samen top dus.
Het waaide best hard op de top, dus na een korte stop op een plekje in de luwte gingen we meteen weer naar beneden. De afdaling ging voorspoedig, al moesten wel voorzichtig zijn bij de gletsjer spleten. De gids wees ons er nog op dat we absoluut niet moesten springen naar de overkant, maar snel en voorzichtig terug over de sneeuwbruggen moesten lopen.
Rond 11.00u waren we al een heel eind gevorderd naar Mittel Allalin en de sneeuw begon al aardig zacht te worden. Wij waren gelukkig al bijna terug bij het metrostation, maar tot onze verbazing kwamen er zo laat op de ochtend nog steeds ploegen naar boven. Rond het kabelbaanstation was de sneeuw heel erg blubberig en de laatste meters naar het betonnen trottoir moest je zelfs door enkeldiep water lopen. Ik moet er persoonlijk niet aan denken in wat voor condities die mensen die om 11.00u nog eens een toppoging gaan doen uiteindelijk moesten afdalen.
Dag 10: 16 juli, klettersteigen op de Hinter Allalin rots (3251m) en afscheid
Tijdens het avondeten van gisteren was duidelijk geworden wat we eigenlijk al lang wisten: een derde vierduizender zat er niet meer in. Vanaf de Britanniahütte zijn op zich meerdere toppen als dagtocht te doen, maar helaas waren die te ver weg of te moeilijk, aangezien we ook nog naar Saas-Fee moesten afdalen.
Na het ontbijt keerde een van de deelnemers ook al huiswaarts. Dat was zij al langer van plan en het plan dat er nog lag voor de laatste dag had haar niet op andere gedachten gebracht.
Gelukkig konden we wel nog iets leuks doen: pal naast de hut lag namelijk ook een rotsformatie met een via ferrata-route naar de top. We hadden alleen de hiervoor benodigde klettersteigsetjes niet bij ons, maar met een bandschlinge (een soort touw) en twee carabiners per persoon konden we wel een soortgelijke beveiliging creëren. Verder zekerde de gids ons ook nog aan een touw. We hadden afgesproken om om 08:00u te vertrekken, dus voor alpiene begrippen was dit een uitermate relaxte ochtend.
De klettersteig was heel afwisselend, sommige stukken gingen recht omhoog, andere stukken moest je traverseren over een richel. Achter ons hadden we steeds een prachtig uitzicht op de Hohlaubgletscher, de Allalingletsjer en op toppen als de Allalinhorn, de Rimpfischhorn en de Stralhorn. Het blijft toch raar om vanuit het dal naar de top van een 4000’er te kijken, in de wetenschap dat je daar gister nog bovenop stond.
Rond kwart over tien waren we op de top van de rots die volgens mijn wandelkaart Hinter Allalin heet. Op die manier hebben we deze week alles met Allalin wel afgevinkt: de Klein Allalin op geklauterd, de Allalinhorn is door ons team op beide mogelijke manieren beklommen en we zijn via Mittel Allalin naar boven en beneden gegaan en nu dus ook de Hinter Allalin beklommen. Vanaf de top volgde nog een wandeling langs de andere kant naar beneden, terug naar de hut.
Na wat gegeten en gedronken te hebben, zouden we om 12:00u de hut verlaten voor de allerlaatste loodjes van de reis: voor de zesde keer zouden we deze week het pad tussen de Britanniahütte en Felskinn afleggen. De tocht door de morenevallei ging goed, hoewel het al erg warm was. Wat de consequentie van die warmte was, bleek bij de oversteek van de gletsjer: een deel van het oorspronkelijke pad was nu echt onbegaanbaar geworden en we moesten nu via een ander pad door de blubber, gesteente en snel stromend smeltwater naar het beter begaanbare stuk lopen. Tot nu toe deed ik het rustig aan, totdat er ongeveer 100 meter voor mij van een hoger gelegen rotswand een enorm rotsblok afbrak dat naar beneden kwam. Dat blok kwam wel boven ons pad weer tot stilstand, maar ik zette het toen wel op een lopen. In het hooggebergte kan dus zelfs in de laatste minuten van je tocht op een steenworp van het eindpunt toch nog iets gebeuren.
Terug in het dal zochten we nog een terrasje op om nog even te proosten op onze mooie week, die er ook voor mij inmiddels op zat. Mijn drie resterende tochtgenoten hadden met een van de gidsen een deal kunnen maken dat hij ze de volgende dag nog mee zou nemen naar de Pollux (4092m), een berg in het Monte Rosa massief. Dat zat er voor mij niet in, maar ik begreep dat het een mooie tocht was.
Zo kwam er een einde aan een hele mooie, gezellige, leerzame en af en toe zenuwslopende week in Wallis. En betekenen die angstige momenten op de Nadelhorn nu dat ik niet meer de bergen in ga? Nee joh. Angsten moet je aangaan, niet vermijden.